Zeg dat zij het gezegd hebben
Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel "Een vorm van zwijgen" voor Poëzie-Leestafel
Deze bundel gedichten is het debuut van de Vlaamse Ann Dewulf (1967) die Germaanse talen studeerde.
'Raken en geraakt worden,' is het motto dat deze verzameling meekreeg.
Herfst
Hoe november in mij hangt
als laatste bladeren aan bomen.
Ik wandel tussen jullie
zwijgende lichamen van as.
Alles is opeens weer toen en
het gemis druist tegen me aan.
De chrysanten kijken me
mooi en beschuldigend aan.
Toen was alles
ik blijf sterven.
Een verrassend gedicht. De herfst is al zo vaak door dichters bezongen, hét beeld van de vergankelijkheid, het verdriet etc. Maar in de tweede lange strofe van dit vers is Dewulf opeens op een begraafplaats. Zwijgende lichamen van as (Ashes to ashes, dust tot dust, klinkt het in Engeland wanneer de kist de grond in gaat bij een begrafenis).
En Alles is opeens weer toen, dat noem ik nog eens een trefzeker beeld. Kennen we niet allemaal dat gevoel dat we door een ontmoeting, een aanraking, een beeld, een geluid of iets anders in het verleden terug zijn? De laatste twee zinnen ronden het vers mooi af: Toen was alles. Ik blijf sterven. Opeens zijn we in het heden terecht gekomen, de herinneringen het toen was volmaakt en allesoverheersend, maar ik blijf sterven. In het heden moeten we erkennen dat we pijn hebben over het verleden en alles, iedereen, die ons ontvallen is.
Net (niet)
Zoals net niet
maar bijna wel
zo voel ik me vaak
maar niet altijd
zoals altijd weer
tijdelijk wordt en nooit
misschien een soms
zo ben ik wel of toch
maar net niet.
De kunst van het weglaten. Laten doorschemeren wat er eigenlijk zou moeten staan. We lezen zinnen, waar we op associëren en moeten toegeven dat we het gevoel kennen. En daarom is het motto van deze bundel zo terecht: 'Raken en geraakt worden!' En zoals bij ieder goed gedicht mag dat vanuit een heel persoonlijke invalshoek zijn.
Bezoek
Ik woon nergens
behalve in mezelf
ook daar ben ik vaak
uithuizig.
De blinden dicht, de lichten uit.
Doodlopende straat.
Ik verzin er soms jou
terwijl je de wanden verft
dan laat ik mezelf
binnen en besef ik
hoe je me mooier maakt
dan ik ben.
Een huis als een metafoor voor binnenwereld. En in dat huis komt in de tweede strofe iemand de zaak verfraaien en dus opvrolijken. De wanden worden geverfd. Een simpel maar effectief beeld. Want deze dichteres is niet de maakster van hermetische gelaagde verzen, maar komt tot ons in eenvoud en kracht en daarom is het een mooi debuut.
ISBN 9789491897771 | Paperback | 50 pagina's | Uitgeverij aquaZZ | 2 oktober 2016
© Karel Wasch, 9 november 2016
Recensie in Meander door Eric Van Loo
"Een vorm van zwijgen van Ann Dewulf (1967) is een zorgvuldig vormgegeven bundel. De voorkant toont ons een vrouw, zo op het oog de dichter, schrijlings zittend op een ruwhouten tafel. Haar aandacht gaat uit naar een tak met knoppen, die zij voorzichtig met haar hand beroert. Een verstild beeld, dat mooi uitdrukking geeft aan de titel van de bundel. De achterkant toont ons een stilleven van een paar herfstbloemen, losjes liggend op dezelfde tafel.
De verschillende afdelingen hebben een korte strofe als titel, vaak een haiku. Deze dichtvorm probeert in een beperkt en vaststaand aantal lettergrepen een moment vast te houden, door middel van een aantal losse observaties waarin de natuur een belangrijke rol speelt. Dit beschouwelijke element is ook in haar andere gedichten terug te vinden. Haar poëzie moet het niet van klankrijkdom, metaforen of andere technische hoogstandjes hebben. Veeleer probeert ze in rustige, uitgebalanceerde zinnen een gevoel of inzicht te verwoorden.
Dewulf schrijft sensuele, lichamelijke poëzie. ‘Voorzichtig proeft ze de woorden / en likt ze de letters weg met gesloten ogen.’ Vaak richt ze zich tot een specifieke tweede persoon: ‘Hoe jij me niets vraagt en ik je alles wil geven. / Hoe valt dit met mij te rijmen?’ Voelt de lezer zich hierdoor aangesproken, of juist buitengesloten? De gedichten ‘Zij’ en ‘Winter’, die we eerder in Meander konden lezen, roepen een romantische en melancholieke sfeer op, waar de lezer zich meer in kan herkennen. Juist van die herkenning moet haar poëzie het hebben. Ik vermoed, dat de dichter daarmee slechts een beperkte doelgroep aanspreekt.
September 2016 vertelde zij in een interview, dat zij pas sinds een jaar of drie gedichten schrijft. We zijn benieuwd, hoe haar poëzie zich verder ontwikkelt."
***
Philip Hoorne over “Een vorm van zwijgen”:
De onbestemde, existentiële rusteloosheid waar dichters zo goed mee vertrouwd zijn,
die probeert Ann Dewulf in haar poëzie te bezweren. Veelal vloeit die rusteloosheid
voort uit de onvolmaaktheden die inherent zijn aan het leven en de liefde,
onvolmaaktheden waartegen een dichter zich verzet met het enige middel dat hij ter
beschikking heeft: de taal. Volmaaktheid is niet van deze wereld, dat weet Ann
Dewulf, maar de zoektocht naar het gewichtloze geluk, die hand in hand gaat met het
pogen ongedaan te maken van het ultieme gemis, alsook het verlangen naar de opperste
staat van passie en sensualiteit, is een odyssee die nimmer zinloos is.
Rick de Leeuw over het gedicht: “Zij”
Oscar Wilde zei ooit dat de prettigste mensen die hij kende: “mannen met een
toekomst waren en vrouwen met een verleden”. Dit gedicht zou hij met een glimlach
ontvangen en het vertelt me dat ik er op dezelfde manier over denk. Het meisje dat
vermist naar haar glimlacht heeft plaatsgemaakt voor een vraagteken van een vrouw.
Voor mijn ogen rekt het vraagteken zich langzaam uit en markeert een uitroep van
bewondering voor haar waardige schoonheid. Want de geschiedenis mag tekenen, het
leven draagt diepe sporen na en we dragen ze als insignes, met de trots van wie veel
gezien heeft.
Goed gedaan Ann Dewulf!